Mariakapel
Nog steeds staat op de Markt van Etten, ingeklemd tussen de Van Goghkerk en het oude raadhuis,de Mariakapel. Als dank dat het centrum van Etten relatief weinig schade had opgelopen tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden bewoners beloofd na de bevrijding een Mariakapel te stichten. Hoewel het centrum het in mei 1940 zwaar te verduren had gekregen, viel de schade in vergelijking met andere plaatsen mee. Met dank aan Cor Kerstens
Een geschikte plaats voor de kapel werd gevonden in het voormalige brandspuithuisje van de gemeente, gelegen tussen het oude gemeentehuis en de voormalige Nederlands hervormde kerk. Op de plaats waar nu de Mariakapel staat, liet het dorpsbestuur omstreeks 1730 een huisje bouwen voor de klapwachters, waarschijnlijk van hout. Zij moesten ’s nachts in de dorpskern de wacht houden en de bevolking alarmeren als er brand uitbrak.
In april 1736 werd het huisje vermeld als het “oude gebodenhuijske”. Hier las de vorster de besluiten, maatregelen en geboden van het dorpsbestuur voor. Daarna werd het ook wel vermeld als “gemeijntenhuijsje”. Uit een aanwezig bestek met gegevens, afmetingen, metselwerk enz. mogen we aannemen dat het toen al van steen was.
Op 6 april 1767 gaf het dorpsbestuur timmerman Pieter Kronenbergh opdracht het gemeijntenhuijsje te vergroten zodat de brandspuit er in geplaatst kon worden. Ook moest hij een wagen voor de brandspuit maken. Het werk moest binnen acht weken worden uitgevoerd voor een bedrag van 195 gulden.
In 1875 besloot het gemeentebestuur een grotere brandspuit aan te schaffen. Deze nieuwe brandspuit paste niet in het bestaande brandspuithuisje. Besloten werd het oude huisje te slopen en er een nieuw voor in de plaats te zetten. Met de Nederlands hervormde kerk werden afspraken gemaakt over de in beslag te nemen grond.
Op 1 augustus 1876 werd gestart. Men was nog maar amper met de bouw begonnen of dominee Van Gogh kwam er bij nametingen achter dat de gemeente zich niet aan de afspraken hield en meer grond in beslag nam. Dit ging ten koste van de breedte van het doorgaande paadje tussen de kosterswoning en het brandspuithuisje. Na veel gebakkelei over en weer werd het geschil uiteindelijk bijgelegd en kon het huisje worden afgebouwd.
Nadat de brandweer een nieuwe kazerne had gekregen, heeft het huisje enige jaren leeg gestaan. Het kostte de gemeente alleen maar geld en toen het kerkbestuur van de Lambertusparochie in 1952 dan ook aanklopte om er een Mariakapel in te mogen stichten, stemde de gemeente daar direct mee in. Er werd een erfpachtovereenkomst voor 99 jaar afgesloten met een jaarlijkse erfpachtcanon van fl. 2,50.
Omdat het gebouwtje naast het gemeentehuis stond, dat Rijksmonument is, werd het
Rijksbureau voor de Monumentenzorg betrokken bij het overleg en de beslissingen betreffende de verbouwing. Als architect werd Frans Mol uit Breda aangesteld, die ervaring had opgedaan o.a. met de restauratie van de kapel op Gageldonk (Breda).
De uitvoering van de gevels en het materiaal is als volgt: eenbeukig met recht koor en houten tongewelf, een
topgevel met fronton uitgevoerd in baksteen. De ingang is onder een korfboog en de ramen zijn uitgevoerd als rondboogvensters. Het zadeldak is gedekt met pannen. De kapel is een gemeentelijk monument. Op 1 mei 1954 werd de kapel ingewijd.
©Cor Kerstens, Etten-Leur 29 oktober 2014